Een dag dat in het teken stond van reizen en ons twee nieuwe vrienden opleverde. Vanochtend ging om 6 uur de wekker. Tijd voor etappe 1 van onze reis; op naar Ganzi. We hadden afgesproken om om 7 uur richting Ganzi te rijden en na het gebruikelijke half uurtje vertraging gingen we dan ook onderweg. In tegenstelling tot de heenreis hadden we deze keer geen last van hoogteziekte toen we de 5050m hoge passage over gingen. Het probleem dat we nu hadden was van een andere aard. We zaten namelijk met z’n vieren op de achterbank, 3 mannen (waaronder Chris) en Mars. Lekker krap dus. Hoewel we achteraf misschien uit hadden moeten stappen (maar wat is hier gebruikelijk?) en een ander busje hadden moeten nemen zou het verhaal niet zo leuk zijn geweest als nu.
Eenmaal in Ganzi aangekomen gingen we op zoek naar een minibusje die ons naar Sertar zou brengen. We hadden al met onszelf afgesproken als de prijs van de mini-van boven de ¥100 per persoon zou zijn, dan blijven we in Ganzi slapen en pakken we morgen de bus. De eerste chauffeur kon ons wel naar Sertar brengen voor ¥700, de andere chauffeurs hadden het ook over ¥200 tot ¥350 per persoon (een grote schok). Mars dacht nog iets te weten over een andere opstapplaats dus we liepen nog even verder.
Toen we halverwege waren kwam er een jongen naast ons lopen met 2 rugzakken. Hij zag eruit als een toerist en Aziatisch, maar niet Chinees. Hij vroeg, in het Engels, waar we vandaan kwamen en waar we heen gingen. Het toeval had dat hij ook naar Sertar ging en niet alleen dat, hij had met een chauffeur afgesproken om 12:00u. (op dat moment was het 11:45u.) die kant op te gaan voor ¥70. Daar doen wij natuurlijk wel aan mee. Bij de mini-van aangekomen bleek dat ook te kunnen; er waren nog precies 2 plekjes over. Jeeeeeeeeh.
Onderweg kwamen we er achter dat de jongen uit Japan komt, dat hij Yo Hie heet (uitgesproken als: joo hee) en dat hij al 20 maanden aan het reizen is. Veel meer praten zat er niet in, want de weg waar we overheen gingen was hels. We zaten met z’n drieën achterin en werden alle kanten op geslingerd, inclusief naar boven toen we alle drie met ons hoofd het dak van de mini-van raakten. Dit duurde een uurtje of 6 en is by far de slechtste weg waar we overheen zijn gereden tot nu toe. Gelukkig hadden we nog wel 3 pauzes waar we even bij konden komen.
Toen we na een hele dag reizen aankwamen in Sertar bleek ook Yo Hie nog geen hostel geboekt te hebben, dus besloten we met z’n drieën maar naar iets op zoek te gaan. Dit was makkelijker gezegd dan gedaan. We hadden namelijk geen kaart van Sertar en dus ook geen idee waar de (goede) hostels zitten. Toen schoot uit het niets een Chinese jongen ons te hulp. Als wij hem vertelden wat ons budget was dan kon hij ons wel helpen wat te vinden. Wij gaven het budget aan en liepen met z’n vieren richting een hotel. Helaas, zoals wel meer hotels in China, mocht deze geen buitenlandse gasten ontvangen.
De Chinese jongen (die wij nu kennen als Fong Mi) zei toen: “you stay at my place, no money!”. En zo kwam het dus dat we de nacht doorbrachten in de heerlijke logeerbedjes van een Chinese jongeman.
Eenmaal in Ganzi aangekomen gingen we op zoek naar een minibusje die ons naar Sertar zou brengen. We hadden al met onszelf afgesproken als de prijs van de mini-van boven de ¥100 per persoon zou zijn, dan blijven we in Ganzi slapen en pakken we morgen de bus. De eerste chauffeur kon ons wel naar Sertar brengen voor ¥700, de andere chauffeurs hadden het ook over ¥200 tot ¥350 per persoon (een grote schok). Mars dacht nog iets te weten over een andere opstapplaats dus we liepen nog even verder.
Toen we halverwege waren kwam er een jongen naast ons lopen met 2 rugzakken. Hij zag eruit als een toerist en Aziatisch, maar niet Chinees. Hij vroeg, in het Engels, waar we vandaan kwamen en waar we heen gingen. Het toeval had dat hij ook naar Sertar ging en niet alleen dat, hij had met een chauffeur afgesproken om 12:00u. (op dat moment was het 11:45u.) die kant op te gaan voor ¥70. Daar doen wij natuurlijk wel aan mee. Bij de mini-van aangekomen bleek dat ook te kunnen; er waren nog precies 2 plekjes over. Jeeeeeeeeh.
Onderweg kwamen we er achter dat de jongen uit Japan komt, dat hij Yo Hie heet (uitgesproken als: joo hee) en dat hij al 20 maanden aan het reizen is. Veel meer praten zat er niet in, want de weg waar we overheen gingen was hels. We zaten met z’n drieën achterin en werden alle kanten op geslingerd, inclusief naar boven toen we alle drie met ons hoofd het dak van de mini-van raakten. Dit duurde een uurtje of 6 en is by far de slechtste weg waar we overheen zijn gereden tot nu toe. Gelukkig hadden we nog wel 3 pauzes waar we even bij konden komen.
Toen we na een hele dag reizen aankwamen in Sertar bleek ook Yo Hie nog geen hostel geboekt te hebben, dus besloten we met z’n drieën maar naar iets op zoek te gaan. Dit was makkelijker gezegd dan gedaan. We hadden namelijk geen kaart van Sertar en dus ook geen idee waar de (goede) hostels zitten. Toen schoot uit het niets een Chinese jongen ons te hulp. Als wij hem vertelden wat ons budget was dan kon hij ons wel helpen wat te vinden. Wij gaven het budget aan en liepen met z’n vieren richting een hotel. Helaas, zoals wel meer hotels in China, mocht deze geen buitenlandse gasten ontvangen.
De Chinese jongen (die wij nu kennen als Fong Mi) zei toen: “you stay at my place, no money!”. En zo kwam het dus dat we de nacht doorbrachten in de heerlijke logeerbedjes van een Chinese jongeman.